Dit gastblog is van Huub Friele. Hij schreef dit eetverhaal in de lessen over Smakelijk Schrijven, bij de cursus Schrijven voor Nieuwsgierigen.

In de keuken begint het naar uien, spek en groenten te ruiken. Vlezig, kruidig, maar ook een beetje zoet. Ik heb het vlees gisteren in een volle, bijna zwarte wijn met kruiden en specerijen gelegd. Nu ligt het drooggedept op een schaal te wachten op verdere verwerking. Peper, kaneel, sinaasappel, kruidnagel en laurier: een nu al bijna bedwelmende geur voorspelt een geweldig eetfestijn.

Het restant van de fles heb ik als aanmoediging voorafgaand aan het koken alvast opgedronken. Mijn bewegingen met de scherpe messen zijn er mooi vloeiend door geworden.
Het recept vereist meer wijn, om het vlees en de groenten in te garen. Daarna zal het vocht ingekookt worden tot een dikke, kruidige saus, het geheim van dit gerecht. We verwachten mijn schoonfamilie, de ouders van mijn vrouw en haar broer met aanhang. Allemaal stevige figuren die van veel eten houden. Ik voel als lid van de koude kant wel enige spanning nu ik op het op me heb genomen om een groot deel van de maaltijd voor mijn rekening te nemen.

In een diepe donkere kast in de gang ligt mijn kleine maar mooie wijnvoorraad. Een paar weken geleden heb ik die speciaal nog aangevuld, vooruitlopend op deze gebeurtenis. Tevreden laat ik mijn blik over de flessen gaan en neem de tijd om er een paar uit te kiezen. Terug in de keuken zet ik de flessen op het aanrecht, maak er een open en schenk een glas in. Ik moet immers weten wat ik mijn gasten straks voorzet?
Volgende etappe, het vlees. Waar is het vlees? Ik heb het toch op het lage tafeltje neer gezet? Een milde paniek bevangt me als ik een lege platte schaal gewaar word die op het tafeltje staat. Geen spoor van vlees. Ik zal toch niet… Nee nee, het staat vast nog in de koelkast.

Enigszins verontrust loop ik naar de bijkeuken. De hondenmand staat naast de koelkast. Onze lieve bruine labrador kijkt me met geloken ogen aan. Terwijl ik de koelkastdeur opentrek zie ik uit mijn ooghoeken dat ze met lange, trage bewegingen met haar tong haar bek aflikt. Dan valt het kwartje. Ik ben niet snel van mijn stuk te brengen, maar dit is een klap. Het piece de resistance van de maaltijd, mijn glorieuze culinaire topper, het onderdeel waarvoor ik veel lof zou gaan incasseren, het is niet meer.
Met trillende benen loop ik terug de keuken in, ik sla het klaarstaande glas wijn in een teug naar binnen en schenk er direct nog een in, dat ik eveneens ad fundum leeg. Ik pak de schaal van het tafeltje, kijk er treurig naar, en ga zelf op het tafeltje zitten. Het antieke, door mijn vrouw van haar oma geërfde meubelstuk, kraakt en voor ik kan reageren, traag geworden door de wijn, versplinteren er twee poten en zakt het in elkaar. De schaal valt uit mijn handen op de vloer in scherven. Een grote, scherpe splinter van een van de poten dringt door mijn broek mijn achterwerk binnen. Schreeuwend van pijn val ik languit op de grond en grijp met mijn rechterhand in een grote scherf. Het bloed gutst uit de wond.

De keukenklok geeft aan dat over een klein uurtje de gasten zullen aanbellen. Mijn vrouw drinkt een paar huizen verderop thee bij een vriendin. En terwijl ik zo op de grond lig komt de hond langzaam aangelopen. Ze kijkt me met een treurige blik aan en begint met haar warme tong mijn gezicht te likken. Ik ruik de geur van gemarineerd vlees. Ik haat haar en ik haat mijzelf.
Dan gaat de bel. Ik schreeuw: “Ogenblik, ik kom er aan.” Met moeite sta ik op, mijn hand druipend van het bloed en een scherpe pijn in mijn kont. Ik strompel naar de deur. Het is de bovenbuurvrouw. Ze kijkt meewarig naar me terwijl ik met mijn bloedende hand mijn achterwerk vasthoud.
“Ik vroeg me af of jullie een kopje suiker voor me hebben, maar ik geloof dat ik ongelegen kom?”
“Ja, nee, ik heb een ongelukje gehad, en het loopt allemaal even niet zoals gepland. Probeer maar even ergens anders.”

Terwijl ik de deur dicht wil doen glipt de hond naar buiten en rent de straat in. Nee, niet ook dat nog. Gelukkig komt mijn vrouw aangelopen, en ik zie tot mijn geruststelling dat de hond tegen haar op springt. Ik draai me moeizaam om en loop de gang in. Dan ruik ik de scherpe lucht van aangebrande uien en spek.