“Oh. Ik geloof dat ik het niet goed heb gedaan – ik heb iets heel anders.” Dat zei een cursist na drie, vier voorleesbeurten van haar medeschrijvers. Ik knikte haar bemoedigend toe en ze las schoorvoetend haar stukje voor. Wat inderdaad anders was. Het verschilde zelfs reuze van de eerste drie, vier verhalen. En ook van de eveneens uitstekend van elkaar te onderscheiden stukjes daarna. Ha, dacht ik tevreden, dit is weer een tof klasje.

Een van mijn favoriete schrijfopdrachten voor een eerste les is deze: aan de ene kant van de tafel geef ik de Dikke van Dale door, aan de andere kant het Groene Boekje. “Blader en kies een woord”, zeg ik dan. “Een zelfstandig naamwoord of een werkwoord. Schrijf dat op een stukje papier en vouw het op. Niet aan je buur laten zien!” Ik verzamel de papiertjes. Ik wijs een cursist aan die een beginzin verzint waarin een Persoon Iets doet. ‘Marie loopt op straat’, ‘Karel stapt op de fiets’, ‘Carlos koopt een zak chips’, zo’n soort zin.

Dóórschrijven
“Papier en pen in de aanslag beste mensen, en start je verhaal met deze zin”, instrueer ik vervolgens. “Terwijl jullie schrijven en verzinnen, lees ik elke minuut een van jullie zelfgekozen woorden voor. Jullie schrijven dóór, en gebruiken in je verhaal dat nieuwe woord. Is het een werkwoord, dan mag je het vervoegen. Is het een zelfstandig naamwoord, dan mag je het verkleinen of het meervoud gebruiken. Daar gaan we.”

Uitzinnig
Na een kwartiertje inspanning (en een gniffel en een frons plus een zucht) de voorleesronde. Tien keer anders. Zelfstandige naamwoorden hebben andere betekenissen gekregen, en Kees, Marie of Carlos zijn oud, jong, kreupel, getraumatiseerd, gelaten, verbaasd, verliefd of uitzinnig gekleed.
“Voilà!” roep ik triomfantelijk. “Jullie hebben allemaal dezelfde opdracht gekregen, dezelfde woorden om mee te werken en hetzelfde aantal schrijfminuten, maar dankzij jullie unieke persoonlijkheden, jullie geboortejaar, jullie opvoeding, jullie sekse, jullie woonplaats en wat al niet meer schrijven jullie tien verschillende verhalen!”

Goed begin
Ik ben geen schrijfjuf die alles wat je op papier zet gelijk goed vindt – ik vind het meestal een goed begín. Tenslotte kom je naar De Schrijfschool om beter te leren schrijven en ben ik van zins je daarvoor alle hoeken van het papier te laten zien. Maar dat jij iets ánders schrijft dan je medecursisten, écht anders, en dat dat helemaal vanzelf gaat mits je je pen op papier wil zetten, daarvoor geef ik direct een tien.

Tekst: Manou