Twee schrijvers kwamen naar mijn workshop ter ere van de Week van het Schrijven. Ik hou het er maar op dat er in het desbetreffende weekend téveel te doen was in culturelend Rotterdam. Ik besloot de tering naar de nering te zetten en er een feestje voor drie van te maken – behalve mij bekwamen in het geven van privéles zou ik ook zelf mijn eigen schrijfopdrachten doen.

Na het opwarmertje – in zes verschillende zinnen vragen of het raam dicht kan (waarbij je in de laatste drie zinnen het woord ‘raam’ niet mag gebruiken) – presenteerde ik een Queneau-oefening. Een klassieker onder schrijfdocenten, kan niet mislukken.

Raymond Queneau, een briljante Franse veelkunner, schreef in 1947 ‘Exercices de Style’, Rudy Kousbroek vertaalde het boek in 1978. Hetzelfde verhaaltje (over een of andere snuiter in een tram) 99 x anders.
Mijn schrijfkoppel hield én van schrijven én van lezen én deed van beiden véél. Van tevoren had ik ze gevraagd een paar favoriete schrijvers mee te nemen: op tafel lagen Leo Tolstoj, Lieve Joris en Sándor Márai. De oefening: eerst een klein verhaaltje uit hun eigen afgelopen week opdissen, dat droogjes en feitelijk opschrijven en dan twee x in twee verschillende stijlen losgaan.
W. ging voor ‘meeslepend’ (Tolstoj) en iets wat ik na zijn voorlezen als ‘innerlijke monoloog-achtig/ Voskuiliaans’ typeerde. M. ging voor een gedicht en een Lieve Joris-stijl: feitelijk beschrijvend en tegelijkertijd persoonlijk betrokken. Hun keuzes leverde vier stukjes op waar ik verrukt van was.

Ikzelf koos voor een episode uit het tuinleven van mijn kat: zij heeft eindelijk haar eerste merel de dood in gejaagd. Na een zomer vol dooie spitsmuizen een absoluut hoogtepunt.
Ik schreef na het feitenstukje een gedicht wat nu nog niet het opdienen waard is, maar was in mijn nopjes met een idee dat me inviel toen ik samen met M. een blik wierp in de boekenkast van de Ciderloods in de Fenix Food Factory (want daar schreven wij): kookboeken. Ik schreef een recept.

KATZWIJMSCHOTEL, PERFECT VOOR DE NAZOMERSE BBQ!

Benodigdheden:

  • 10 spitsmuizen
  • 1 merel
  • 1 handvol vlinders
  • 1 pol gras
  • schaafsel van vijgenboombast
  • toefje kattenhaar
  • flinke klont boter

Verder nodig: braadspit, vijzel & stamper, koekenpan, kampvuur en barbecue.

Ontvel de spitsmuizen en bewaar de staartjes. Pluk de merel en verwijder de ingewanden. Verpulver de vlinders in de vijzel. Braad de muizen aan in flink veel boter, ongeveer een kwartier. Rijg de geplukte merel aan het spit, bekwast met boter en rooster ongeveer een halfuur boven het kampvuur.
Schik de muizen op een bedje van vijgenboombastschaafsel en garneer ze met hun staartjes. Serveer de merel op een bosje van gras en maak ‘m af met een toefje kattenhaar.

Lekker met een rode salade (bietjes bijvoorbeeld). Eet smakelijk!