Voor zus-gedicht pak je moersleutel nr 14, voor zo-verhaal heb je een figuurzaag nodig. Pak je waterpas als je gaat herschrijven, en kijk voor een lekkere metafoor goed rond in schuur of werkplaats. Schrijven is een ambacht en ik ben dol op de duizend-en-één handleidingen die vakluitjes erover publiceren. In de reeks schrijfboekrecensies nu een van de oerdegelijkste onder de zon: Schrijven van gedichten en verhalen van Cees van der Pluijm. 

Dit is een theoretische praktijkgids voor schrijvers, een cursusboek voor lezers die serieus werk willen maken van gedichten en verhalen schrijven. Het eerste deel gaat over poëzie, het tweede over proza. In zijn ‘Ten geleide’ zegt de auteur duidelijk dat dit een hard werken-boek is ‘voor intelligente mensen’. Deze intelligent mensen moeten bereid zijn zich ambachtelijk te scholen omdat zij, net als de auteur, beslist geen romantische neuzelidealen over het schrijverschap koesteren.

Wéér Reve
Zowel het poëzie- als proza-deel is gevuld met voorbeelden om theoretische kennis leven in te blazen. Gedichten (of stukjes uit gedichten) van heel veel verschillende dichters, meestal dode: van Martinus Nijhoff en C. Buddingh’ tot Drs P. en Adriaan Morriën. Goedgekozen, verhelderend en nieuwsgierigmakend. Juist daarom vielen de voorbeelden uit het proza-gedeelte tegen: wéér Reve, wéér Van Eeden, wéér Vestdijk, wéér Louis Paul Boon. Voelde ik ergernis omdat ik daardoor in het proza-deel terugkromp tot een 16-jarige middelbare scholier..?

Elke dag
Hoewel Van der Pluijms boek zeker praktisch van aard is, gaat het niet over het schrijfproces zelf. De auteur promoot weliswaar alles wat je in zoveel andere schrijfboeken terugziet (veel schrijven, veel herschrijven, weggooien en elke dag je pen laten wapperen), maar zijn werkopdrachten zijn geen stap-voor-stap-oefeningen die je door het proces van een gedicht of verhaal schrijven leiden. Zoals gezegd is dit cursusboek voor de serieuze, zichzelf niet sparende schrijvende mens bedoeld. Over schrijfplezier gaat het nergens. Daar zijn natuurlijk genoeg andere boeken over geschreven, maar ik miste dat plezier op den duur wel.

Hopeloos verliefd
Het boek zelf is juist met knetterend plezier geschreven: de serieus-spottende toon die de auteur soms bezigt kán, want hij weet waar hij het over heeft en doet zelf niet aan wat hij zo overduidelijk verfoeit: ‘Natuurlijk bevat ieder groot kunstwerk een ondoorgrondelijk geheim waar geen enkele schrijver of wetenschapper het laatste woord over kan zeggen [..] maar niet zelden wordt gebrek aan vakmanschap, verpakt als een onpeilbaar mysterie, aangeboden als onvergankelijke literaire kunst. Lees dus vooral niet verder als u hopeloos verliefd bent op uw eigen raadseltaal.’ (in ‘Ten geleide’, blz 11)

Meubels maken
Vakmanschap, werkwijze: goed schrijven is als een goed meubel maken: Van der Pluijms boek ademt overal ambacht – zonder aan enthousiasme voor wat literatuur vermag in te boeten (de auteur is bijvoorbeeld niet bang voor uitroeptekens)! Een mooi citaat over zowel poëzie als proza, waarin denken, inspiratie en doen evenveel waarde hebben: ‘Er zullen maar weinig romanschrijvers zijn die aan hun bureau gaan zitten en beginnen aan een eerste regel zonder het hele verhaal, of een groot deel daarvan, al in hun hoofd te hebben. Dat is een belangrijk verschil met dichters. Een roman of een verhaal is doorgaans een planmatige aangelegenheid, een gedicht kan ontstaan zoals een plant knop vormt en tot bloei komt.’ (in de paragraaf ‘Van idee naar papier’ uit het hoofdstuk ‘schrijven in de praktijk’, blz 129)

Leren lezen
Eerst lezen, dan zelf schrijven – dat zou ook een oneliner over dit boek kunnen zijn. De auteur wil van zijn lezers-die-willen-schrijven eerst en vooral goede lézers maken. Hij beschrijft de eindtermen van zijn cursus aldus: ‘U moet in staat zijn een gedicht, verhaal of een roman van een andere schrijver met een technisch oog te lezen. U leest dan niet alleen als lezer, maar ook als schrijver. Daarnaast moet u in staat zijn uw eigen werk kritisch te bekijken. U moet over een hoeveelheid praktische literatuurkennis beschikken waarmee u uw eigen fouten en uw sterke punten kunt onderkennen.’ (in de paragraaf ‘Tot besluit’ van het laatste hoofdstuk, blz. 271)

Voor bloedserieuzen
Dit boek is in de eerste plaats geschreven voor aspirant-schrijvers die bereid zijn hun werk bloedserieus te nemen en er véél tijd in willen stoppen. Voor mij als schrijfjuf is het nog iets anders: een arsenaal vol theoretische munitie. Hoe zat het ook weer? Jambe, dactylus, rondeel, in medias res, de alwetende verteller, monologue intérieur… ik leer het bij lezing allemaal opnieuw. Daar kan ik mooi mee voor de dag komen bij de cursist die pas content is als hij weet wat de Griekse naam is voor zus-of-zo-schrijfoefening, en welke professor zijn of haar naam aan een literaire stijldinges heeft gegeven. Dit boekwerk nóg een keer lezen en ik schud very casual de juiste wetenschappelijke termen uit de mouw.

Schrijven van gedichten en verhalen van Cees van der Pluijm (Uitgeverij L.J. Veen Amsterdam/Antwerpen, 2003, tweede druk, 285 blz.).
Dit boek is de ‘de oorspronkelijke, onverkorte, ongekuiste, gepreciseerde, verbeterde en gemoderniseerde versie van Schrijven van gedichten en verhalen, Utrecht (Teleac/NOT) 1992, 1998’.

Tekst: Manou van de Zande