Direct naar artikelinhoud
Boekrecensie

De Wateraap: ontroerende zinnen en daverende apotheose

Mariken HeitmanBeeld Jelmer de Haas

Niemand neemt haar zoektocht naar de wateraap serieus, maar wat kan Elke dat schelen?

‘Misschien had ik de boot niet gemist als ik me eerder had neergelegd bij de communiteit van meisjes onderling”, lezen we in ‘De wateraap’.

Aan het woord is biologiestudente Elke. Ze voldoet niet aan de verwachtingen van anderen en haar lijf past niet in het decor waarin het zich moet bewegen. Daarom houdt ze zich schuil bij haar oudtante Ko, die zo’n beetje samenvalt met haar omgeving: het landschap, de tuin, haar bezigheden. In Ko’s kielzog scharrelt Elke in de tuin. Ze zaait bonen, geeft rabarber water, dunt de wortelen uit (‘kennelijk hoefde een wortel niet volgroeid te zijn om naar zichzelf te ruiken’) en stekt eeuwig moes: een niet bloeiende koolsoort die zich alleen door stekken laat vermenigvuldigen. Heel precies en tastbaar tekent Heitman in haar debuut het landschap, de natuur en de tuin, en de dieren en planten die deze herbergt. Dat getuigt, meteen al, van een kalm observatievermogen en een fraaie, authentieke pen.

Tussenvormen, daar gaat het over in Heitmans boek. Niet man of vrouw maar Elke; geen water- of landdier, maar wateraap

Na het begraven van een vos, waarmee de roman opent, houdt Heitman een pagina’s-lange lofzang op de composthoop. Iedereen die er ooit wel eens een heeft opgebouwd of haar hand erin heeft gestoken (‘alsof je je arm in het achterste van een koe stak’) weet, ja, zo is het! Je ziet hem dampen; je kunt zijn zoetheid ruiken en zijn hitte voelen. “Deze composthoop capituleerde nooit, verkeerde altijd in die schemertoestand tussen ontluikend leven, broei en dood.” Hij staat, uiteraard, voor de toestand waarin ook Elke zich bevindt. “Hangerig als een moe gegroeid veulen had ik de pubertijd doorstaan en inmiddels was het niet meer te verhullen dat dat grote kind niet uit de zorgvuldig gesponnen pop wilde komen.” Elke moet uitbreken zoveel is duidelijk, maar ze kan het, denkt ze, niet alleen, ze heeft een bondgenoot nodig. Die vindt ze in de wateraap, of in de schrijver van een boek daarover, of in allebei. De wateraap zou, in de evolutie van aap naar mens, een tussenvorm zijn die in het water leefde.

Tussenvormen

Tussenvormen, daar gaat het over in Heitmans boek. Niet man of vrouw maar Elke; geen water- of landdier, maar wateraap, en (op de achtergrond) niet wetenschap of pseudowetenschap (voor het bestaan van de wateraaptheorie ontbreekt wetenschappelijk bewijs) maar wenswetenschap of filosofie - kunst, zo u wilt - een theorie die je helpt iets te begrijpen van onbestemde gevoelens van heimwee en verlangen. Ook daar gaat het over: heimwee naar iets wat al dan niet bestaat en zonodig moet worden uitgevonden. De wateraap “als voorbeeld van een gewenste werkelijkheid, niet meetbaar, wel voorstelbaar. Zoals God zelf eigenlijk.”

Tussenvormen

Elke reist de wateraap achterna: zowel het dier - ze kruipt in zijn huid - als het boek. Ze zoekt argumenten en eigentijdse theorieën (klimaatverandering) om de wateraap tot onderwerp van haar afstuderen te maken en een bezoek te rechtvaardigen aan schrijver Lena die in Wenen woont. Waarom, wil Elke weten, had de wateraap ‘zich aan land laten jagen’? Ze ziet een verband tussen de eerste mens (Eva), en de biologische missing link tussen ons en de dieren: “We waren verbannen, gestraft met tweeledigheid. Wát als we, achteraf gezien, beter af waren geweest in water?” En hoewel Elke in Wenen vrijwel onmiddellijk haar eerste teleurstelling moet incasseren (Lena beschouwt haar boek over de ‘Wateraap’ als een jeugdzonde, tegenwoordig is ze meer geïnteresseerd in de Stellerzeekoe, een wetenschappelijk verantwoord onderwerp) valt Elke als een blok voor haar. Ze is vast van plan de wateraap ook bij Lena ‘nieuw leven in te blazen’.

En zo is de roman ook een pleidooi voor zichzelf en voor kunst in het algemeen én voor geloof, niet in God of in de wetenschap (of ook), maar in non-conformisme of non-communiteit. Want is dat - leven inblazen - niet precies wat wij doen met God én met literatuur? Niemand neemt de wateraap nog serieus. “Niemand, wie dat ook was, kon me niets schelen. zolang zij en ik hem maar serieus namen.”

Met die kracht en overtuiging stuurt ze Lena een mail en dan begint het eerste laagje schuwheid op te lossen. Of, zoals Heitman het mooier zegt: “Ik was weerloos en dat schemerde er gewoon doorheen.”

Naaktbloeier

Elke mag in haar cocon gevangen zitten, Lena mag een jeugdwerkje hebben geschreven, de wateraaptheorie mag onbewezen zijn en de Stellerzeekoe uitgestorven; Heitman schreef een volwassen en doordacht debuut met een daverende apotheose die ons terugvoert naar het rivierenlandschap van haar oudtante Ko en het huisje aan de dijk. Waar de gezwollen rivier ‘zwart en stil was’ en ook “de bomen niet bewogen. Alleen de ragfijne regen huilde voort.”

Een enkele keer vergaloppeert ze zich aan al te breedsprakige beeldspraak of een overbodige uitleg (waar ik expres geen voorbeelden van geef). En ook is er een, naar mijn smaak, iets te literair opgevoerde dichter, maar dat valt in het niet bij al het moois dat Heitman en Elke ons te bieden hebben. Ontroerend mooie zinnen als “Een naaktbloeier zou ik zijn. Eerst bloeien, op oude kracht vanuit de wortels, en daarna pas bladeren maken. Alles geven, en dan maar zien of er nog een zomer kwam.”

Die wateraap overigens is niet verzonnen, hij bestaat; ik zocht het op. Maar het doet er niet toe, natuurlijk. In de literatuur hoeft het allemaal niet ‘waar’ te zijn, als het maar waarachtig is en wij er in geloven kunnen. En dat is Heitmans grote verdienste. Meisje of vrouw, jongen of man of vrouw, boer of bioloog, mens of aap, wetenschap of kunst; Heitman is een schrijver. Laat die zomer maar komen.

Oordeel: Doordacht debuut, ontroerende zinnen, daverende apotheose

Mariken Heitman

De Wateraap

Atlas Contact; 192 blz. € 19,99

In ons dossier boekrecensies vindt u een overzicht van de besprekingen van pas verschenen fictie, non-fictie, jeugdliteratuur en thrillers.