Direct naar artikelinhoud
Interview

Joost Oomen: ‘Het is een vrolijk boek met uit de bocht vliegende scènes’

Dichter, performer, theatermaker en muzikant Joost Oomen debuteert als romanschrijver met Het perenlied, een magisch-realistisch verhaal over een Bietenkoningin, onuitgesproken liefde en de fuik van Disney.

Joost Oomen.Beeld Gaby Jongenelen Fotografie.

Alle dingen zingen het perenlied. Sommige mensen horen het luider dan andere, maar alle mensen kúnnen het horen, schrijft Joost Oomen (29) in zijn debuutroman Het perenlied. Alleen: het perenlied wordt lomp en luidruchtig overspeeld. Het is aanlokkelijk naar een valse versie te luisteren – en het gevoel van geluk dat het perenlied brengt te laten overstemmen door vals sentiment.

Het perenlied is een roman waarin een Bietenkoningin geboren kan worden uit drie bieten in kokend water en uit, uit verdrietig verlangen gespoten zaad. Waarin een actie wordt beraamd tegen Disney om te laten zien hoe gelukkig je kunt zijn zonder een pretpark, achtbaan of een prinses die een prins trouwt. Waarin het zindert van taal – én bietensoep. 

Het begint allemaal met een peer. Een peer die lang geleden van een boom valt en de zoon van een chief die hoort hoe de peer voor hem zingt.

“Ik weet niet of het met die peer begon. Het begon met O ratelslang geil beest!, een gekke voorstelling die ik met mijn vriend Willie Darktrousers uit Donkersloot op Oerol speelde, waarin we het publiek aan het werk zetten om zijn lijk tot leven te wekken met dans en muziek en offers van fruit. Daar is de fascinatie ontstaan.”

Voor fruit?

“Voor fruit en voor vrolijk; ik besefte dat ik een vrolijk boek wilde schrijven.”

U vat Het perenlied samen als vrolijk?

“Ja, het loopt goed af enzo. Het begint vrolijk en het middenstuk is vrolijk. Bijna alle personages komen er goed vanaf. Het is vrolijk met uit de bocht vliegende lyrische scènes.”

Ik vond het als lezer soms ook melancholiek en verdrietig.

“Waar dan?”

Bijvoorbeeld in de liefde van de vader van de Bietenkoningin voor zijn collega Chad Westwick. De vader gaat naar buiten, een bekertje bietensoep voor hem halen. Chad blijft achter in de Twin Towers en er wordt niets van hem teruggevonden.

“Ja, maar hij komt op twee manieren weer terug. Dus ook daar komen ze er vrij goed vanaf. Alleen Disney is heel vervelend. Het ís ook een kutbedrijf.”

Uw roman als verzet tegen wat we ‘disneyficering’ zijn gaan noemen.

“Wat. Een. Schitterende. Analyse. Ja, Disney staat voor iets groters. Richting: ‘Hallo, vind dit leuk. Dit is het stukje entertainment wat je in je leven gaat krijgen. De rest is te onhandig om van te genieten.’ Daar word ik boos om. Dat is de aanklacht.”

Zoals u schrijft: we worden geacht in een trechter van hard werken rond te tollen en mogen daar pas uit op het afgesproken ‘joepiemoment’.

“Ik denk dat ik dat in het boek beter kan zeggen dan in een interview.”

Hoe kwam u op de Bietenkoningin?

“Ik liep op het Haarlemmerplein langs de fontein, die klatert zo. En toen zag ik de Bietenkoningin komen aandrijven. Het woord was er misschien een fractie eerder dan het paarse meisje. Ik dacht: kijken of ik hier wat mee kan maken. Maar ik moest het allemaal nog schrijven. Wat een gedoe met zo’n roman, man!”

Hoe heeft u het aangepakt?

“Ik zat in Sluis in een residentie. Van Dale komt uit Sluis en daarom doen ze dat voor schrijvers; heel schattig en lief regelen ze dat in het dorp met elkaar. Ik zat in januari in het huis van Tiny die naar Thailand was. Zij is kunstenares en overal hingen schilderijen van haar overleden man. Heel braaf heb ik daar onder zijn toeziend oog een maand zitten schrijven. Ik vond mezelf heel zielig. Ik had het koud en heb zelfs sloffen gekocht. Ik zat heel erg de schrijver uit te hangen. Maar ik had haast, ik wilde dit verhaal vertellen.”

Hoe kwam u erbij de roman in het Amerika van na 9/11 te situeren?

“Ik was aan het nadenken hoe verdrietig het is dat sommige liefdes niet uitgesproken worden. En ik was op vakantie geweest in New York. Het monument is zo spookachtig omdat je er niet helemaal in kunt kijken. Ik vond het allemaal zo zielig, en dat wilde ik oplossen. En dat kan natuurlijk in fictie allemaal lekker.”

In de vorm van bietensoep waardoor Chad in een soort hiernamaals aan zijn ‘lief’ kan blijven denken.

“In New York had ik ook knalpaarse bietensoep gegeten, zo mooi. Ja, en ook in de vorm van een pop van fruit onder het fruitschap in een supermarkt die de nieuwe Chad Westwick wordt en met wie de vader van de Bietenkoningin heel gelukkig is.”

U blijft verre van de autobiografische roman.

“Ik heb vroeger ook wel over mezelf geschreven, toen ik begon met dichten. Maar dit ding is honderd procent fictie geworden. Als je nu jonge schrijver bent, is het wel belangrijk dat je je tot de wereld om je heen verhoudt en een beetje verantwoordelijkheid op je neemt. Ik zie veel mensen iets agenderen, daar heb ik veel respect voor. Alleen denk ik dat je niet alleen bepaalde misstanden moet agenderen. Ik wil bijdragen aan hoe de wereld ook zou kunnen zijn. Een stuk liever en vrolijker.”

Het PerenliedBeeld -

Joost Oomen, Het perenlied, Querido, €20, 256 blz.