Jim Ponsioen is de taartwinnaar van 2021! Columnist Carrie, die in november en december zeven schrijvers kneedde tot columnisten, overhandigde hem de felbegeerde suikerbom (een Mokkastam dit keer). Zijn winnende column blijft op Jims verzoek binnenskamers, maar lees hier proeve van zijn kunnen: zijn een-na-beste. Over vaders en zonen verbonden in voetbal.
Resoluut
“Zo kom je natuurlijk nooit in het rood-wit in De Kuip te voetballen” werd zijn stokpaardje. Hoe vaak hebben wij, vader en zoon, niet samen gebukt over de zaterdagse afwas een in zijn ogen tegenvallende wedstrijd geanalyseerd?
Vader, type ‘bijna betaald voetballer’, ware het niet dat hij ome Kees en ome Theo niet in de steek wilde laten met hun – en dus ook zijn – Overschiese voetbalcluppie SVO. En dus ging vader niet naar Holland Sport. Inderdaad ja, de voorloper van ADO Den Haag. Legendarisch verhaal. Zovele malen door hem aan tafel verteld, en nog liever tijdens verjaardagen.
Zoon, type ‘goedwillende speler’.
“Resoluut!”, dat moest ik zijn als verdediger. Ik hoor het hem nog roepen, precies op de momenten dat het erop aankwam. Hij langs de lijn, omringd door andere veteranen van de club. Allemaal hun bier behoedzaam in hun hand. Ik, door talloze schorsingen en blessures, een keer verdwaald in het eerste elftal van St Lodewijk, strijdend in het gestreept groen-wit van de Rotterdamse onderbond.
Viel nog niet mee, resoluut verdedigen.
Hoewel: toen veel later mijn werkgever, een onderwijskoepel, plots zin kreeg om bakken met geld over de schutting te gooien, bleek ik resoluter dan ooit.
Het was op zich een meer dan leuk plan: een verzameling leraren (pardon: docenten) zouden het in De Kuip opnemen tegen Oud-Feyenoord. Laatsgenoemd team spelend met onder andere Ed de Goeij, Ben Wijnstekers en Mike Obiku – ja, die van dat uitgetrokken shirt in het Olympisch Stadion, de gouden ketting en het tankstation.
En wie was de voorstopper in de ouderwetse viermansverdediging der docenten? Ik, zei de voorstopper. Een voorstopper die de leeftijd van vijftig jaren aantikte, twintig jaar geen bal meer had getrapt en speelde op voetbalschoenen uit een erfenis. Maar hij hield zich kranig, verdedigde meer dan behoorlijk. Om niet te zeggen, resoluut.
3-1 verloren.
Directe tegenstander Obiku, een nog steeds ongekend massieve spierbonk, scoorde eenmaal, maar sprak na afloop de, aan tafel en liever nog op verjaardagen vaak herhaalde, legendarische woorden: ‘You’ve played in younger days at a high level, my friend’.
Ik had De Kuip alsnog bereikt. Letterlijk als een kind zo blij was ik, om te spelen onder de vier reuzen, de hoeders van de stad.
Mijn vader was niet in de gelegenheid te komen kijken. Maar op het voor hem en mij heilige biljartlaken zaten zijn voetbalschoenen mij als gegoten.