Doe mee met schrijfwedstrijden. 🏆 Gouden tip van iedere rechtgeaarde schrijfdocent, dus wij geven ‘m ook, die tip. Ireen van der Lem luisterde, en viel met ‘De grondwerker’ voor de 2e keer in de prijzen! Ze won 🥈 in de schrijfwedstrijd van Literair Café Helmond. In de jury zat onder meer Abdelkader Benali – en als hij talent ziet, dan ís het talent. Wisten wij allang natuurlijk. Hier is Ireens verhaal!

De grondwerker

Laat u altijd eerst uw hond uit voordat u hem eten geeft?’ De woorden waaien wat vochtig vanaf de overkant van de straat naar Cor toe. Met hoge onvaste passen stapt een lange jongeman met gemillimeterd donker haar van het pad af en steekt schuin de straat over. Cor kijkt verbaasd opzij en windt de band van Boris een paar keer om zijn hand. De vreemde is naast hem komen staan. ‘Mag ik iets vragen? Meneer, mag ik iets vragen?’

‘Dat doe je al.’ Cor zet zijn korte benen een beetje uit elkaar en steekt zijn handen in de zakken van z’n gele bodywarmer. Buik vooruit. Boris is voor zijn baas gaan zitten. De wind heeft vrij spel op dit plein. Loeit rond de torens, blaast in de gezichten van haastige passanten die op weg naar huis zijn en jakkert tussen de auto’s en de trams.

De jongeman heeft zich voorover gebogen en streelt de hond over zijn vacht. ‘Ja, je bent zo lief, hè? Zo’n rustige hond. Ja, zo’n lief beest, hè?’ Zijn stem is schor maar komt boven de wind uit. Hij kijkt omhoog. ‘Zelf heb ik er ook zo één gehad. We waren onafscheidelijk. Vorig jaar is hij overleden. Ik heb zo’n verdriet gehad. Dat wil je niet weten.’

Cor kijkt neer op de smalle gebogen rug in het blauwe glimmende trainingsjack. ‘Als je niks te vragen hebt, gaan we maar weer eens verder, hè Boris.’ Hij trekt aan de riem en de hond gaat gehoorzaam staan. Het is pas half vijf maar de zon, bijna achter de horizon gezakt, geeft het licht al door aan de straatlantaarns en aan de lampen van het verkeer. Het scharnierpunt van de dag. Het blauwe uur. Als het stoplicht groen is geworden en Cor het zebrapad oploopt, wandelt de ander met hem mee. Boris snuffelt af en toe nieuwsgierig en moet dan met een por van de knie van Cor worden gemaand om door te lopen.

‘Hij ziet er gezond uit zeg. Echt een fijne hond denk ik, hè?’ De jongeman kijkt opzij. Als hij praat sproeit hij kleine speekseldruppels de lucht in. Zwijgend lopen ze een stukje naast elkaar. Het rode plastic tasje in de hand van de jongeman is weerloos in de wind. Boris kijkt af en toe even om.

‘Ja, het is een fijne hond. Hij luistert goed. Nou, hier ga ik de dijk af, het Witte Dorp in. Een prettige dag nog.’
De man aarzelt even en loopt dan met Cor mee de trap van het talud af. In een van de straten met de kleine huisjes staat Cor stil. ‘Hier moet ik zijn.’ Hij draait zich naar zijn voordeur en wacht.
‘Ja, tot ziens dan maar.’ Een aai over de vacht van Boris en weg is hij. Cor kijkt hem na en steekt zijn sleutel in het slot.

Hij heeft zijn schoenen en bodywarmer uitgedaan en is op de bank gaan liggen. Zo moe. Het is alsof er alleen nog een heel zwaar lijf is. En zwaar zand. Overal dat zware zand. Boris blaft en de deurbel klinkt. De slaap laat zich niet zomaar verdrijven en het duurt even voordat Cor op zijn sokken de gang in schuifelt. Als hij de deur opent en sloom een hand door zijn warrige haren haalt, loopt Boris blaffend een rondje om de bezoeker heen. Daar staat die vent weer. Eigenlijk is het nog maar een jongen, denkt Cor.

‘Niet schrikken hoor, misschien een gekke vraag, maar mag ik even bij u naar het toilet misschien? Ik pak zo de metro weer naar Zuid, maar het duurt wel even voor ik daar dan ben.’

Cor voelt zich overvallen. Dit zou zo’n truc kunnen zijn. Daar heeft hij al zo vaak over gehoord. ‘Boris, hup naar binnen jij.’ De deur is al bijna dicht als Cor de man hoort mompelen. ‘Hij denkt natuurlijk… ja, dat zou ik ook denken. Maar ik ben een betrouwbaar mens. Die heb je ook nog.’

‘Betrouwbaar, dat zeggen ze allemaal.’ Cor twijfelt even, opent dan de deur weer en kijkt naar de vormeloze pijpen van de spijkerbroek om de dunne benen. Die vangen veel wind. Toch heeft hij geen onaardig gezicht. ‘Weet je, geef mij die tas van jou. Als een soort onderpand.’ Het tasje weegt niets. Hij laat de jongeman voor hem naar binnen gaan. ‘Hier links moet je zijn.’ Voordat de deur van het toilet achter de gast sluit hoort hij: ‘Ik heet Steven, Steven Ruijter.’

‘Zo, nou ik ben Cor’, zegt Cor tegen de dichte deur. En dan struikelen de woorden het puntje van zijn tong af. ‘Wil je, eh, misschien, ik weet niet of je haast hebt, eh, wil je soms koffie voor je weer gaat? Dan houd ik je tas nog even vast.’
Steven loopt even later met die hoge wiebelige stappen achter hem aan.

In de kamer is het warm. Cor volgt de blik van Steven. ‘Ja, een beetje rommel hier, hè? Het is snel vol in zo’n kleine ruimte natuurlijk. Die bank is eigenlijk aan vervanging toe, daarom ligt dat kleed er overheen. Ik spaar afwas. Eigenlijk moet ik weer eens flink opruimen.’
Steven knikt. ‘Woont u alleen?’

Cor vult het reservoir van het koffieapparaat. ‘Ja, tijdgebrek. Te druk. Ik werk onregelmatig. Word opgehaald en rijd in een klein busje met collega’s naar de Vondelingenweg. Pernis. Daar graaf ik sleuven. Het voorwerk voordat de machines komen. Ik ben grondwerker.’ Het is even stil. ‘Petrochemie. Ken je het daar?’ Dan kijkt hij Steven recht aan en zijn stem verandert. ‘De mooiste skyline die je je kan voorstellen. Lijnen, licht, rook. Het is net een sprookje. Ik voel me daar thuis. Boris gaat altijd mee. Hij heeft zijn eigen plekkie daar. Hè, Boor?’ Hij pakt met twee handen de kop van de hond en voelt tot zijn verbazing zijn ogen prikken. ‘Ik moet nog douchen. Was gewoon te moe. Ben geloof ik zo op de bank in slaap gevallen. Tot jij. Tot de bel. Dat vuil is het ergst. Op een dag word ik begraven onder dat vuil. Het zit ook helemaal van binnen. Ik eet het. Ik adem het. Het vuil. En dan de kou soms. De pijn in mijn lende.’ Cor staat op en maakt zich breed voor Steven. ‘Maar ik ben blij dat ik kan werken.’ Hij pakt twee mokken uit een keukenkastje. ‘Ook al is het bijna voor niets.’
Ze drinken zwijgend koffie.

Meneer, mag ik nog wat koffie bijzetten? Is dat goed? Ik vind het wel.’ Steven pakt de bekers en loopt naar de keuken.

Cor kijkt hem verwonderd na. Het tasje van Steven ligt naast zijn voeten. Het ruikt hier naar mens, denkt Cor. Zijn ogen vallen bijna dicht. Boris komt overeind en volgt Steven de keuken in. ‘Ik dank god op mijn blote knieën dat ik nog werk heb.’

Er is een hand op zijn schouder. Er klinkt geblaf. ‘U bent wat weggezakt meneer, en u hebt uw koffie koud laten worden. Als ik nog even mag blijven, maak ik soep. Dan kunt u douchen en eten we samen. Vindt Boris ook gezellig, hè? Er ligt nog van alles in de koelkast.’

‘Heb je in mijn koelkast gekeken?’
Steven knikt en kijkt naar de hond. ‘Ik wilde even zien of er melk was voor in mijn koffie.’
‘Ik heb geen melk. Ja, ja, ik douchen en dan haal jij mijn hele huis leeg. Met je ge-meneer.’ Cor staart nu ook naar de hond. ‘Heb je een identiteitsbewijs bij je?’
Steven knikt en pakt een paspoort uit de zak van zijn trainingsjasje dat over een stoel hangt.
Cor neemt het paspoort aan, haalt uit de keukenla een plastic zakje en schuift het paspoort daar voorzichtig in. ‘Zo, die neem ik mee naar de badkamer, dan kan-ie niet nat worden. En denk erom, ik controleer je zakken ook hoor, voordat je de deur uitgaat.’
Ze wachten beiden even tot de ander gaat bewegen.

Als Cor de douche uitkomt met een stapeltje wasgoed op zijn arm, is de tafel gedekt. In de gang rook hij al soep. ’Krijg nou wat.’ Cor gooit het wasgoed in de wasmachine.
Even later zitten ze tegenover elkaar. ‘Nou, eet smakelijk dan maar. Ik ben benieuwd wat je er allemaal in gegooid hebt.’

Steven vertelt over de metro naar Zuid en over Hoogvliet waar zijn ouders wonen. Daar kan hij soms overnachten.
Cor knikt af en toe en lepelt zijn soep. Een stem in zijn huis. Deze jongen tegenover hem aan tafel. Zo’n dampende pan tussen hen in. ‘Weet je wat? Jij moest straks ook maar douchen. Gaan we daarna Boris uitlaten. Hij krijgt altijd zijn eten nadat we buiten zijn geweest.’

Steven knikt begrijpend. ‘Dat dacht ik al, dat deed ik ook altijd.’

👉👈

Ireen van der Lem volgt cursussen Korte Verhalen schrijven van auteur en schrijfdocent Bianca Boer.